Tijdens Bodemdierendagen 2016 trok Nederland de achtertuin in, op zoek naar kriebelend bodemleven. De pissebed was de meest geziene gast, gevolgd door de spinachtigen en de regenwormen. Maar wat hebben we nog geleerd uit dit onderzoek met burgers?  

Tussen 1 en 10 oktober trokken Nederlandse gezinnen voor Bodemdierendagen 2016 hun eigen stukje natuur in, op zoek naar leven uit de bodem. Dat kon zowel de achter- of voortuin zijn als het balkon of het dichtstbijzijnde park. Ze vonden in totaal zo’n 4.000 ‘bodemschatten’, die ze meldden aan het Nederlands Instituut voor Ecologie. Wat zijn de voornaamste resultaten?

Top 3

De top 3 van meest gespotte diertjes is: de pissebed spant de kroon en werd in 89% van de tuinen waargenomen. Op nummer 2 staan de spinachtigen, die op 79% van de plekken opdoken. De regenwormen volgen de spinnen op de voet met 78%. De toptien wordt vervolledigd door de mier, de huisjesslak, de naaktslak, de duizendpoot, de kever en de miljoenpoot met als afsluiter op nummer 10 de mol. Over het algemeen werden 20 beestjes per tuin geobserveerd, terwijl dat er vorig jaar 30 waren. ‘Het was in september dan ook extreem droog en warm’, zegt Gerard Korthals van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) en Centre for Soil Ecology (CSE). ‘Dat is goed te merken in de resultaten’. In 2015 was de algemene score voor de diversiteit van het aanwezige leven in de tuin een 9 op 10, dit jaar is dat een 8,4.

De gespotte diertjes verschillen ook sterk per type tuin. Groendaken en balkonnen scoren het slechtst qua diversiteit met respectievelijk een 4,9 en een 6,5 op 10. Misschien wat verrassend: de bestrate tuinen staan, waarschijnlijk door de droogte, dit jaar op nummer 1 met een score van 9,1, gevolgd door de 'gewone' groene tuin. Deze scores slaan op de algemene bodemdieren. Insecten troepen vaak samen onder vochtige stenen, verklaart Korthals het succes van de tegeltuintjes. Onder bloempotten en houten kistjes krioelt het vaak van de pissebedden, slakken en kevertjes.

Meest gespotte soorten

Natuurlijk zijn de hoofdgroepen zoals de mieren en pissebedden nog opgedeeld in soorten. Van alle soorten werden de ‘ruwe’ of gewone pissebed en de wegmier het vaakst aangetroffen. Ook verschillende keverlarven zoals engerlingen en ritnaalden krioelden rond in de tuinen van de deelnemers. Salamanders, mijten, padden, springstaarten en veenmollen werden ook als tuingast gemeld. De veenmol is overigens geen echte mol, maar familie van de krekel. Voor kenners beter bekend als de ‘Gryllotalpa gryllotalpa’.

In één op de drie tuinen werd maar liefst 9 op 10 van de hoofdgroepen waargenomen. Af en toe zat daar ook een mol bij. Één op de vier tuinen deed ook mee bij de vorige editie en kon perfect dienst doen als ‘ijktuin’ om beide jaren te vergelijken met elkaar. In Noord-Groningen werden dit jaar opvallend veel observaties gemaakt. Ook scholen stuurden hun kinderen op onderzoek uit. Korthals: ‘Het schoolplein was dit jaar een nieuw type van zoekplek. Dat leverde nieuwe waarnemingen op en leuke foto’s voor de fotowedstrijd’. Over het hele land werden verschillende initiatieven door deelnemers zelf georganiseerd. In Assen werd er op zondagmiddag naar bodemleven gespeurd en gastlessen in de basisscholen van Den Haag gaven de leerlingen wat meer inzicht over de biologie van de bodem.

Wordt vervolgd

Volgend jaar vinden de Bodemdierendagen opnieuw plaats. In afwachting daarvan, hoeven enthousiaste speurders niet stil te zitten. Korthals geeft nog wat tips mee: Kijk best onder bloempotten, tussen planten en afgevallen bladeren en takken. Steek een schep in de bodem en spit af en toe de grond eens om. Je kan ook een lege glazen pot of beker tot vlak achter de rand ingraven in de bodem. Na één nacht heb je een goede kans om wat bodembeestjes te hebben verzameld.